Afbeelding
Foto:

De slag om de Rijn II

Het doorprikken van een aantal dammen bij de rivier de Roer hield in het voorjaar van 1945 het geallieerde offensief om Rijn over te kunnen steken voor een aantal weken op.

Gedurende deze tijd was het niet mogelijk voor de Duitse soldaten aan de Westerse kant van de Rijn om zichzelf terug te trekken naar de andere bank, aangezien Hitler het bevel had uitgevaardigd dat elke meter grond behouden moest worden. Op het moment dat het water weer zijn natuurlijke niveau terugkreeg, na ongeveer twee weken, maakten de geallieerden zich op om de Rijn over te steken. Amerikaanse soldaten konden de Rijn op twee punten relatief gemakkelijk oversteken. De terugtrekkende Duitse legers konden in de haast een belangrijke brug niet onklaar maken, wat de Amerikanen de mogelijkheid gaf, tot hun verbazing, om snel een groot bruggenhoofd te slaan. De Britse legers werden iets opgehouden, omdat de Rijn om de aan hen aangewezen oversteekplaatsen veel breder was dan elders. Soldaten onder de Britse commandant Montgomery poogden bij Rees en Wesel over te steken. Deze oversteek werd mogelijk gemaakt door een lang bombardement dat voorafging en grote aantallen parachutisten en zweefvliegtuigen die aan de andere kant van de rivier konden landen. Ondanks heftige verdediging slaagden de geallieerden er uiteindelijk in om de andere banken van de Rijn te veroveren. Na het slaan van het bruggenhoofd werd er snel een legerkorps gestuurd naar Nederland, omdat het noorden van het land nog altijd bezet was.

De Britse premier Winston Churchill bezocht gedurende de Britse operatie het hoofdkwartier van maarschalk Montgomery. Hij kon dan ook persoonlijk getuige zijn van de voorafgaande beschietingen en maakte op een zeker moment, na de vijandelijkheden, tevens zelf de oversteek naar de andere kant.